Wij hebben dan ook de pogingen, om te komen tot verlaging cq alge hele afschaffing van de belasting ge steund, en konden ook instemmen met het tijdens de behandeling van de begroting 1964 genomen principe besluit om de belasting in 3 termij nen af te schaffen. Ter realisering van dit principe besluit werden door u de navolgende besluiten genomen 31 maart 1964 (goedgekeurd bij K. B. van lü-7-64 nr 32): verlaging met ingang van 1 jan. 1964 van het heffingspercentage van 65 tot 42; lü febr. 1966: verlaging met ingang van 1 jan. 1966 van het heflings- percentage van 42 tot 21. Dit besluit werd door Ged. Staten niet ter goedkeuring aan de Kroon voorgedragen. 21 juni 1967: (goedgekeurd bij K. B. van 7 sept. 1967 nx, 8): ver laging van het heffingspercentage met ingang van 1 jan. 1967 van 42 tot 21. Uit het vorenstaande blijkt, dat Uw, met algemene stemmen aangenomen besluit, om de belasting ingaande 1 januari 1966 geheel ai te schaffen, niet kon worden gerealiseerd. Het is u bekend, dat de budgetaire positie van onze gemeente naar het oordeel van Gedeputeerde Staten en in tegenselling tot uwe en ook onze mening, geen voldoende mogelijkhe den biedt. Gelet op hetgeen terzake is gesteld tijdens de behandeling van de begro. ting 1968 en mede ook gelet op hetgeen in het verleden reeds is uit gesproken, menen wij u te moeten voorstellen met ingang van 1 januair 1968 de elektriciteitsbelasting af te schaffen. Wij zijn van mening, dat de begro ting 1968 voldoende ruimte biedt om daartoe over te gaan. Een ontwerp-besluit voor de afschaf, fnig, alsmede een ontwerp-besluit 22

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1968 | | pagina 24