jaar 1965, ingevolge artikel 73,
le en 2e lid van voornoemde
wet.
De betreffende, vergoedingen
dienen voor de bestrijding van
de materiële exploitatiekosten
a) naar een bedrag per lokaal
onderhoud, verlichting, ver
warming en schoonhouden
van het gebouw
b) naar een bedrag per kleuter:
onderhoud van schoolmeu-
belen, aanschaffing en on
derhoud van ontwikkelings
materiaal, hulpmiddelen en
schoolbehoeften, alsmede ter
bekostiging van de overige
uitgaven, ter verzekering
van de goede gang van het
onderwijs.
Bij de berekening van het voor
schot werd uitgegaan van het
door de Staatssecretaris van On
derwijs, Kunsten en Weten
schappen voor 1963 vastgestelde
bedrag per lokaal ad 955,
verminderd met het daarin be
grepen bedrag van 67,we
gens de extra strenge winter, en
het bedrag per kleuter ad
14,90, terwijl werd aangehou
den het gemiddelde aantal lo
kalen en kleuters over het jaar
1964 (art. 48, 2e lid).
Ingevolge het derde lid van ar
tikel 75 moet de gemeenteraad
vóór 1 december het bedrag der
vergoeding bepalen, waarop het
schoolbestuur aanspraak heeft.
Dit is over 1965 thans mogelijk,
aangezien het juiste aantal lo
kalen en kleuters over dit jaar
bekend is.
De bedragen per lokaal en per
kleuter zijn door de Staatssecre
taris van Onderwijs en Weten
schappen bij beschikking van 31
augustus 1965, l.o. nr. 292.552 en
nr. 292.553 voor 1965 vastge
steld op respectievelijk 1.065,-
en 18,30. Uitgaande van deze
bedragen en het werkelijke aan
tal kleuters over 1965, kunnen
8