lager onderwijs op 62,50. Dit betekent ten opzichte van de vergoeding voor 1964 'n verho ging van 10,per leerling, terwijl zeer nadrukkelijk moet worden overwogen, dat het be drag van 62,50 evenzeer zal gelden voor de scholen met méér dan 300 leerlingen, die onze gemeente kent. De bedragen per leerling voor het voortgezet gewoon- en het uitgebreid lager onderwijs ware vast te stellen op 90,en 90,Voor dit soort onder wijs zijn ons geen verdere ge gevens ter oriëntatie ter be schikking gesteld van de zijde van de schoolbesturen. De Inspectrice van het Lager Onderwijs in de inspectie Roo sendaal, die wij, evenals voor gaande jaren, hebben verzocht ons te adviseren, meent dat als minimum-bedragen voor het glo, vglo en het ulo respectieve lijk 60,—, 90,— en 90,— vastgesteld zouden moeten wor den. Voor haar nadere motive ring mogen wij u verwijzen naar de ter inzage liggende stukken. Bij de vaststelling van het be drag per leerling zouden wij on derscheid gemaakt willen zien tussen de vergoeding, bestemd voor de bestrijding van de normale exploitatiekosten (en eventueel reserveringen) en de vergoeding ter bestrijding van de administratiekosten. Volgens de wet van 16 juli '64 tot wijziging van de L.O. wet 1920 en de Kweekschoolwet zal namelijk voortaan jaarlijks vóór 1 maart door de gemeenteraad voor elke soort van scholen een bedrag moeten worden vastge steld ter bestrijding van de ad ministratiekosten; dit bedrag zal niet lager mogen zijn dan het bedrag, dat de Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen hiervoor bepaalt. Door reeds thans bij de vaststel- 19

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1964 | | pagina 313