provincies. Er bestaat een ach terstand wat dit betreft die, zo veel mogelijk en op grond van reële cijfers, herzien zal moeten worden. Op 20 oktober jl. heb ben wij een informele bespre king gehad met een deputatie van Hoofden der Scholen. Over de door deze deputatie ter tafel gebrachte modelbegroting is vrijelijk gesproken en van ge dachten gewisseld. Er van uit gaande, dat de in deze begro ting met toelichting vermelde cijfers aan de praktijk ontleend zijn, hebben wij deze modelbe groting als uitgangspunt geno men voor de bepaling van het bedrag per leerling voor het jaar 1965. Dit bedrag per leer ling zou volgens de overgelegde begroting voor het gewoon la ger onderwijs 75,dienen te bedragen. Het bedrag is dan be rekend wij stellen dit hier zeer nadrukkelijk voor een school met een vrij gering aan bal leerlingen, namelijk 115. In het bedrag ad 75,is onge veer 12,50 opgenomen als re servering voor kosten, die ten laste van meerdere jaren ge bracht dienen te worden. Wij menen, teneinde een al te schoksgewijze verhoging, met al de gevolgen van dien, te voor komen dit jaar deze reservering niet in aanmerking te moeten nemen. Wij zijn evenwel van oordeel, dat het totaal van het in een periode van 5 jaar te re serveren bedrag, zoals dit blij kens de begroting nodig wordt geacht, niet dient te worden aangetast en stellen ons dan ook voor bij de vaststeling van het bedrag met deze reservering als volgt rekening te houden: 1965: nihil; 1966: f 10,—; 1967: 13,75; 1968: 17,50 en 1969: 21,25. Uitgaande van het vo renstaande stellen wij U voor 't bedrag per leerling voor 1965 vast te stellen voor het gewoon s 18

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1964 | | pagina 312