verlaagd, dreigt een onjuiste
verhouding te ontstaan tussen
de door de gemeente te betalen
aansluitkosten en de te heffen
belasting. De bestaande ge
woonte handhavend zou zo tot
gevolg kunnen hebben, dat
iemand in het 29e jaar van de
looptijd der baatbelasting op
een - uit aansluitingsoogpunt -
erg ongunstige plaats een huis
bouwt en de - hoge - aansluit
kosten geheel ten laste van de
gemeente brengt. Van dit pand
zou dan nog één jaar belasting
kunnen worden geheven. De
wanverhouding tussen de door
de gemeente te betalen aan
sluitkosten en hetgeen de ge
meente via de baatbelasting
terugkrijgt is in dit denkbeel
dige geval wel heel duidelijk.
Wij hebben toegezegd de moge
lijkheid te onderzoeken om de
ze onbillikheid weg te nemen.
Ter voldoening aan deze toe
zegging menen wij een oplos
sing gevonden te hebben, die
redelijk is, nl. door nu in prin
cipe te besluiten, dat toekom
stige aanvragen in bedoelde zin
slechts zullen worden gehono
reerd tot zoveel dertigste delen
van de kosten als er nog volle
jaren resteren van de looptijd
der baatbelasting.
Volgens de verordening op de
Elektriciteitsbelasting, zoals die
thans luidt, wordt deze baatbe
lasting geheven over de jaren
1955 tot en met 1984. Komt nu
in 1965 een verzoek binnen om
van gemeenteweg de aansluit
kosten te betalen voor een
nieuwgebouwd pand in het zgn.
baatbelastinggebied, dan zul
len wij U - zo door het voorlig
gende principe besluit wordt
vastgesteld - voorstellen, de
aansluitkosten voor 19/30 deel
te vergoeden, waarbij het getal
19 weergeeft het aantal volle
jaren (1966 t/m 1984) dat nog
15