ringen meer worden aange
bracht.
Dhr HERBERS. Na het naar
mijn smaak bijzonder heldere
betoog over 't rapport Driepro-
vinciëndam, waarin de voorzit
ter zijn voldoening heeft uitge
sproken, waarmede ik van har
te instem, wil ik hieraan gaarne
iets toevoegen. Er zijn thans
meerdere rapporten uitge
bracht - het 2e W.E.B. rapport,
Zekluzarapport, thans het rap
port van de aangesloten ge
meenten van de Drieprovin
ciëndam en ook het rapport dat
is uitgegeven door het Sociolo-
logisch Instituut van de Her
vormde Kerken, dat ik bijzon
der waardeer en dat ik ieder
raadslid bijzonder ter lezing
aanbeveel en dat naar mijn me
ning de noden van bevolking en
streek het meest zuiver heeft
beschreven. Het verschil tussen
het W.E.B. rapport en dat van
de Drieprovinciëndam en de
voorkeur die ik voor het laatste
rapport heb, ligt hierin, wat
ook de voorzitter zojuist heeft
betoogd, dat dit laatste is uitge
bracht door neutrale deskun
digen, stedebouwkundigen van
formaat, in tegenstelling tot de
samenstellers van het W.E.B.
rapport. Het is heel menselijk
dat deze onwillekeurig de nei
ging hebben gehad, eigen stad
en streek op de voorgrond te
plaatsen. Ik geloof overigens,
dat men de waarde van deze
rapporten niet moet overtrek
ken, want uiteindelijk zijn het
de Rijks- en Provinciale-bestu-
ren, die hebben te beslissen.
De W.E.B., en dit geldt ook
voor de Drieprovinciëndam,
heeft geen publiekrechtelijke
bevoegdheden en volgens Com
missaris Kortmann kan men
o.a. de W.E.B- vergelijken met
andere welvaartsstichtingen,
zoals in Brabant de stichtingen
31