10 VOORSTEL tot vaststel ling der grenzen van de bebouwde kommen dezer gemeente voor de toepas sing van de Boswet. VOORZ. Kortgeleden is de Boswet (wet van 20 juli 1961, Stb. 256) gewijzigd. Bij de wet van 9 mei 1963, Stb. 246 is de bepaling ingevoegd dat de grenzen van de bebouwde kom der gemeente voor de toepas sing van de Boswet worden vastgesteld door de gemeente raad onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. De gemeentebesturen zullen zich nu derhalve op korte ter mijn moeten beraden of en hoe in hun gemeente een bebouwde komgrens voor de toepassing van de Boswet vastgesteld zal moeten worden. In de eerste plaats gelden de bevoegdheden van het Rijk en alleen buiten de bebouwde kom Dit betekent, dat de verplich tingen om van de voorgenomen velling van bomen mededeling te doen aan de directeur van 't Staatsbosbeheer, welke plicht voortvloeit uit artikel 2 van de Boswet, geen werking heeft ten aanzien van bomen binnen 'n bebouwde kom. Ook de her- plantingsplicht, die de Boswet oplegt aan de eigenaars van gronden waarop bomen zijn ge veld of op andere wijze teniet zijn gegaan, geldt niet als het bomen binnen de bebouwde kom betreft. Ten aanzien van deze bomen kan het Rijk even min een kapverbod opleggen. In de tweede plaats zijn de bevoegdheden van de gemeen te en van de provincie binnen de bebouwde kom groter dan daarbuiten. De bevoegdheden van deze lichamen zijn name lijk binnen de bebouwde kom in principe onbeperkt, maar 12

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1963 | | pagina 345