vernielen van veldvruchten
kan als vaststaand worden
beschouwd;
e. alle nadelen komen neer op
een zeer kleine groep van
mensen, n.l. zij, die vlak bij
het kamp wonen en daar
hun grond en akkers heb
ben.
Dit alles overziend doet de
vraag opkomen of deze last
billijkheidshalve gelegd kan
worden op alléén die inwoners
die vlak bij het kamp wonen of
daar hun grond hebben. Daar
bij komt dan nog, dat deze
mensen, naast de geldelijke
schade, ook nog een aanzienlij
ke immateriële overlast te ver
duren krijgen, tot mishandeling
toe en voortdurend onder druk
en spannig moeten leven, voor
al tijdens de zomermaanden tij
dens het plukseizoen, wanneer
een enorme toeloop van woon
wagens ontstaat.
Op grond van dit alles zijn
wij tot de conclusie gekomen,
dat de gemeenschap, i.e. de ge
meente, deze mensen althans
enigszins tegemoet moet komen
en wij verzoeken U ons daartoe
de middelen toe te staan. Een
integrale vergoeding komt ons
gezien het niet verantwoorde
lijk zijn, als onmogelijk voor.
Een gedeeltelijke vergoeding
lijkt ons echter billijk en rede
lijk. Teneinde deze gedeeltelij
ke vergoeding mogelijk te ma
ken verzoeken wij U ons een
bedrag van 3.500,toe te
staan voor 1962 en ons college
te machtigen dit bedrag zo goed
mogelijk te verdelen onder de
rechthebbenden, die tijdig hun
schade hebben geclaimd. Wij
willen de hieruit voortvloeien
de regeling zien als geldend al
leen voor 1962 en bij voorbaat
alle konsekwenties ervan voor
41