ges bouwt. Wat de door dhr
Nieuwstad aangevoerde motie
ven betreft, maakt het weinig
verschil uit, dat het hier een
woningwetwoning betreft, ter
wijl de woningen, waarvoor in
de vorige vergadering toestem
ming voor garagebouw ver
leend werd, premiewoningen
zijn.
VOORZ. Alvorens dit punt
in discussie te brengen wil ik
er eerst op wijzen dat het stand
punt van burgemeester en wet
houders is, dat de aard van de
woning maatgevend is. Er is
wel degelijk een fundamenteel
verschil tussen de woningen
aan de Dinteloordseweg en de
vele seriewoningen elders.
Prijsverhoging door het bij
plaatsen van een garage kan
voor de opvolger in bewoning
van een woningwetwoning be
zwaar opleveren. Bij de wonin
gen aan de Dinteloordseweg is
dit niet het geval omdat die qua
huur steeds wel een huurder
zullen toevallen, die genegen en
in staat is de huur van een ga
rage te betalen. Ons college
heeft om die reden vorige ver
gadering voorgesteld om het
verzoek van de 2 bewoners van
de Dinteloordseweg toe te
staan en stelt nu voor het voor
liggende verzoek af te wijzen.
Uiteindelijk bent u echter het
college, dat de beslissing neemt.
Ik neem echter aan dat u de
lijn van het voorgaande besluit
zult willen doortrekken.
Dhr HERBERS. U hebt uw
standpunt duidelijk uiteenge
zet. Toch meen ik, dat 't stand
punt van burgemeester en wet
houders te eenzijdig is. Het
houdt een discriminatie in voor
degenen die toevallig in een
woningwetwoning wonen.
Neem aan. dat een zoon van
dhr van Broekhoven en mijn
zoon, die autobezitters zijn een
4