8 VOORSTEL tot het vast
stellen van de bedragen
per leerling ingevolge ar
tikel 101 der L.O.-wet 1920
voor het jaar 1963.
VOORZ. Ingevolge het be
paalde in het 5e lid van artikel
101 der Lager onderwijs wet
1920 moet de Raad der gemeen
te jaarlijks voor 1 maart het
bedrag bepalen, dat per leer
ling voor de bijzondere scholen
voor glo, vglo en ulo in dat jaar
als vergoeding beschikbaar
wordt gesteld ter bestrijding
van de kosten, bedoeld in het
le lid van artikel 55 bis der
voormelde wet (z.g. exploita
tievergoeding).
Voor het jaar 1962 werden
de navolgende bedragen vast
gesteld
glo 45,— (1961 42,50)
vglo 70,— (1961 65,—)
ulo 70,— (1961 ƒ65,—)
Omdat de kosten ook in het
afgelopen jaar over vrijwel de
gehele linie zijn gestegen, me
nen wij dat een verhoging van
de bedragen per leerling alles
zins verantwoord is. De school
besturen moeten immers in dé
gelegenheid worden gesteld de
noodzakelijk zijnde uitgaven te
doen.
Wij stellen u voor de bedra
gen per leerling voor het jaar
1963 als volgt vast te stellen
glo 47,50
vglo 75,—
ulo 75,
Door de Inspecteur van het
Lager-onderwijs in de inspec
tie Roosendaal worden de na
volgende bedragen geadviseerd
glo 50,—, vglo 75,—, ulo
75,Behalve het bedrag per
leerling voor het gewoon lager
onderwijs wordt dus het ad
vies van de Inspecteur gevolgd.
Wij menen allereerst U te moe
ten adviseren het advies in de-