dig geoordeelde voorzieningen
konden worden uitgevoerd.
Hierbij valt b.v. te denken
aan de realisering van het
zwembad en sportveldencom
plex, de watervoorziening voor
onrendabele gebieden en de rio
lering voor Welberg.
De verklaring hiervoor is te
vinden in het feit, dat de ge
meentebesturen van rijkswege
steeds te laat in kennis gesteld
zijn van de uitkeringen, weike
krachtens de financiële ver
houdingswet mochten worden
tegemoet gezien. Gebruikelijk
was het, dat deze uitkeringsbe
dragen eerst na het sluiten van
de dienst ter kennis van de ge
meentebesturen werden ge
bracht.
Waar Gedeputeerde Staten
categorisch het standpunt in
namen (en blijven innemen)
dat niet tot belangrijke investe
ringen mag worden overgegaan
indien de nodige dekkingsmid
delen ontbraken, ontstond de
wel zeer ongewenste en vaak
becritiseerde toestand, dat de
gemeenten, en met name ook
onze gemeente belangrijke ur
gente kapitaalswerken bij ge
brek aan middelen niet konden
uitvoeren, terwijl na het be
kend worden van de gemeente
fonds uitkeringen, hetwelk dus
vrijwel steeds eerst na het slui
ten van het dienstjaar plaats
vond, bleek dat deze middelen
beschikbaar hadden kunnen
zijn. De meeste gemeenten zijn
op deze wijze door het rijk tot
een min of meer gedwongen
reservevorming genoopt.
Een wel zeer sprekend voor
beeld van deze gedwongen re
servering is de „Reserve we
gens uitkeringen uit 't gemeen
tefonds over de jaren 1948,
1949 en 1950", waaraan nog
steeds geen bestemming mag
worden gegeven.
H