behoeften, alsmede ter bekos tiging van de overige uitga ven, ter verzekering van de goede gang van het onderwijs Bij de berekening van het voor schot werd uitgegaan van het door de Minister van Onderwijs Kunsten en Wetenschappen voor 1959 vastgestelde bedrag per lokaal ad f 780,en per kleuter ad f 12,terwijl werd aangehouden 't gemiddeld aan tal lokalen en kleuters over het jaar 1959. (art. 48, 2e lid). Ingevolge het 3e lid van art. 75 moet de gemeenteraad vóór 1 december het bedrag der ver goeding bepalen, waarop het schoolbestuur aanspraak heeft. Dit is over 1960 reeds nu moge lijk, aangezien thans het juiste aantal lokalen en kleuters over dit jaar bekend is. De bedragen per lokaol en per kleuter zijn door de Staatssecre taris voor 1960 vastgsteld op respectievelijk f 780,- en f 12,20. Uitgaande van deze bedragen en het werkelijke aantal kleuters over 1960, kunnen de vergoe dingen worden vastgesteld als ver vermeld op het ter inzage liggend concept-besluit. De reeds bij voorschot betaal de vergoedingen zullen met de definitieve vergoedingen wor den verrekend. Een overzicht van deze verrekeningen is even eens bij de stukken ter inzage gelegd. Zonder discussie en z.h.s. wordt met het voorstel akkoord ge gaan. 19 VOORSTEL tot vaststelling van de vergoedingen inge volge artikel 101 bis der L.O. wet 1920 over het jaar 1960. VOORZ. Artikel 101 bis der Lag er-onderwijswet 1920 regelt de vergoedingen terzake 't vak onderwijs aan scholen voor ge- 27.

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1961 | | pagina 74