deze kwestie te hebben bereikt. Dhr HERBERS. Na afloop van de voorlaatste vergadering heb ik een onderhoud gehad met Drs Mulders, die de ani mator is van de Mytylschool te Roosendaal en terzake ook des kundig is. Het is mij echter ook gebleken dat met de school te Breda ook alles in kannen en kruiken is. Na mijn vakantie heb ik de raadsnotulen doorge nomen, waaruit ik las dat dhr Koenraadt na navraag te hebben gedaan er op gewe zen heeft, dat mijn inlichtingen niet juist waren, omdat Breda vrijwel zeker een dergelijke school niet zou krijgen. Als voorzitter hebt u toen terecht gezegd, dat ik alles zo maar niet uit mijn duim gezogen heb. Het lijkt wel of dhr Koenraadt het uit zijn duim gezogen heeft, want het is gebleken, dat de school te Breda er wel komt. U moet niet denken, dat ik te wa pen trek om Breda voor Roo sendaal te stellen, maar dat ik alleen bedoeld heb te zeggen, dat we de zaak goed moesten overwegen, alvorens te beslui ten om tot de regeling van Roo sendaal toe te treden. Ik heb het schrijven van dhr Vlietstra, hoofdinspecteur b.l.o. doorge nomen, doch het blijkt dat deze teveel op de vlakte blijft. Ook het breedvoerig schrijven van burgemeester en wethouders van Roosendaal, dat weinig zegt, bevalt mij niet. Wanneer wij a bout portant besloten hadden om tot Roosendaal toe te treden, dan hadden we niet meer kunnen uittreden. Burgemeester en wethouders van Roosendaal zullen bij de eerstvolgende wijziging van de gemeenschappelijke regeling de uittredingsmogelijkheid nader bezien, doch zij kunnen geen toezegging doen, dat deze wij- 11

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1961 | | pagina 244