gen en 9,voor vergaderin
gen van afdelingen van de raad
of commissievergaderingen.
Gedeputeerde Staten hebben
geen aanleiding gevonden in
ons voorstel en in Uw besluit
om tot verhoging van de pre
sentiegelden over te gaan.
Gedeputeerde Staten van
de provincie Utrecht heb
ben bij circulaire van 10 juli
1961 een regeling vastgesteld,
waarbij bijzondere omstan
digheden voorbehouden de
presentiegelden worden vastge
steld naar rato van het aantal
inwoners der gemeenten.
Voor gemeenten van 10 tot
20 duizend inwoners bedraagt
het presentiegeld van raadsver
gaderingen 12,50 per verga
dering en voor vergaderingen
van afdelingen van de raad of
commissievergaderingen de
helft van dit bedrag.
Aangezien wij nog steeds van
mening zijn, dat het huidige
presentiegeld te laag is om ge
acht te kunnen worden te zijn
een redelijke tegenprestatie
voor de tijd, welke een raadslid
of commissielid moet besteden
aan de voorbereiding en bijwo
ning van vergaderingen stellen
wij U voor Gedeputeerde Staten
dezer provincie te verzoeken
voor deze gemeente de vergoe
ding voor het bijwonen van de
vergaderingen met ingang van
1 oktober 1961 vast te stellen
op respectievelijk 12,50 en
6,25 per vergadering.
Een ontwerp schrijven van
Gedeputeerde Staten hebben
wij bij de stukken ter inzage ge
legd.
Zonder discussie en z.h.s. gaat
men met dit voorstel akkoord.
12