J"1 Dhr HERBERS. Het gaat er nu maar om of de gezichtshoek, waaruit U het bekijkt de juiste is. Voor mij is nog niet aange toond of U gelijk hebt en dat de heer Hoendervangers ongelijk heeft. U hebt wel een voor sprong op de heer Hoendervan gers en wel in dit opzicht, dat wat een voornaam persoon zegt dikwijls eerder aanvaard wordt, ook door de raad, dan wat door een mindere wordt gezegd. U kunt zeggen, het was niet de taak van openbare werken en is het ook nu niet, maar het bewijs dat Hoendervangers fout ligt en dat Uw visie de juiste is hebt U niet geleverd. Als wij nu als raad zouden beslissen, dat de oude toestand wordt hersteld, zou de toekomst het misschien uitwijzen. Ik voor mij, ik moet de heer Hoendervangers volgen, ik kan het op dit moment wer kelijk niet anders zien, en ik hoop, dat de raad op zijn stuk blijft staan en vraagt, ik wil nog niet direct zeggen: eist, dat een man wordt ingeschakeld, die in staat is zijn visie te geven, tenzij er in het verleden dingen zijn gebeurd, die wij niet weten, maar die hem onmogelijk ma ken. Maar dan moet U ook daar mee komen. VOORZ. Toen U begon met mij, als burgemeester, te stellen tegenover de heer Hoendervan gers als raadslid vreesde ik even dat het debat een onaangename wending ging nemen. Ik wil pertinent verklaren, dat ik de raad als mijn meerdere erken en niet omgekeerd. De heer Hoen dervangers staat als raadslid met 1 stem hoger dan ik als voorzitter zonder stem. Maar als voorzitter leid ik de verga dering en ik meen het recht te hebben mijn standpunt te ver dedigen en ik meen zelfs te mo gen trachten U en de andere 52

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1960 | | pagina 54