de gelegenheid geven van re
pliek te dienen.
Dhr JANSEN. Ik vermoed
wel van wie dit komt. Ik heb
betrokkene gezegd „Laat de
schuldvraag vaststellen, en
blijkt dat de schuld bij de ge
meente berust, dan zult u waar
schijnlijk voor een uitkering in
aanmerking komen".
Pertinent verklaar ik echter dat
noch de raad noch een raadslid
door mij genoemd is.
VOORZ. Wij hebben opdracht
gegeven een onderzoek naar dc
wateroverlast in te stellen. Hier
uit hebben waarschijnlijk be
trokkenen de conclusie getrok
ken, dat zij voor een uitkering
in aanmerking kwamen. Tegen
overmatig hemelwater kunnen
wij echter niets doen en wij mo
gen geen schade vergoeden.
Dit als antwoord op de algeme
ne beschouwingen van dhr Ja
cobs.
Ik zal thans dhr Herbers ant
woorden.
In verband met de onzekerheid
omtrent de rijksuitkering ben
ik het volkomen met u eens wat
betreft de vaagheid en de mist
waarin we moeten werken. Ik
ben het echter niet eens met uw
uitdrukking „rijkssubsidie". Het
is een rijksuitkering welke het
Rijk verplicht is te geven, om
dat onze autonome belastingen
gemakshalve door het Rijk wor
den geincl. Vanwege de onze
kerheid over de hoe-grootheid
van deze uitkeringen, moeten
we nog meer dan voorheen de
nodige zuinigheid in acht ne
men.
Dhr HERBERS. Als we blij
ven voortgaan met het doen van
uitgaven zoals wij die ons de
laatste jaren hebben gepermit
teerd, dan zal onze reserve in
enkele jaren uitgeput zijn.
Daarom mogen alleen die uit-
30