bovendien van uitgaan, dat het gezelschap een behoorlijke to neelavond moet aanbieden, zo dat niet elke vereniging in aan merking komt. Als de heren er echter f 1000,van willen ma ken, dan zal ons college zich er niet tegen verzetten. Dhr VOGELAAR. Het behoeft toch persé geen toneelvereni ging te zijn? Dhr van BROEKHOVEN. Ik zou toch willen stellen, dat deze subsidie alleen wordt gegeven aan specifiek toneelverenigin gen en niet aan gecombineerde zang- en toneelverenigingen. Dhr HERBERS. Door dit te stellen vind ik, dat we ons toch op gevaarlijk terrein begeven. Wanneer een vereniging zich geroepen voelt om toneel te brengen, dan moet dit gehono reerd kunnen worden. Met dhr Vogelaar ben ik het eens, dat het persé geen toneelvereniging behoeft te zijn. VOORZ. Inderdaad behoeft dit niet een speciale toneelver eniging te zijn. U moet wel be denken, dat het te verdelen be drag niet groot is, en de meeste verenigingen zullen terugschrik ken van de hoge kosten welke aan het opvoeren van een be hoorlijk toneelstuk verbonden zijn. Ik denk aan de kosten van décors, regie e.d. Deze subsidie wordt beslist niet meer dan een aanmoediging. Dhr HOENDERVANGERS. Het is dus zo, dat elk nieuw stuk afzonderlijk gehonoreerd kan worden; niet elke uitvoering van één en hetzelfde stuk? VOORZ. Zo is het inderdaad en dan nog alleen als het ook werkelijk een toneelstuk is. Dhr BAARTMANS. Er was toch al een subsidie in de vorm van vrijstelling van vermake lijkheidsbelasting voor één uit- 35

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1960 | | pagina 317