Baarendse betreffende vestiging van industrie en het scheppen van werkgelegenheid. dhr. HERBERS Naar aanlei ding van het schrijven van dhr. van Nieuwenhuijzen, waarin mijn naam wordt genoemd, wil ik in het kort van repliek die- nen.Voor een goede polemiek is er toch ergens een beetje ge meenschappelijke grond nodig. Die is er ook bij mij en dhr. M. van Nieuwenhuijzen niet, wan neer men volkomen langs el kaar heen argumenteert. Ik heb n.l. nooit een beledigende uitla ting gelanceerd, noch iemand be schuldigd, al moet gezegd, dat in het kader van het debat over. de grond mijn uitlating vrij hard klonk. Indien ik deze uit lating aan de stamtafel had ge lanceerd, zou men er hartelijk om gelachen hebben. Genoem de heer bleef n.l. geheel buir ten beschouwing en het is zijn goed recht de hoogst mogelijke prijs te bedingen, dit zou ik ook doen. Ook de schattingscommis sie kan geheel buiten beschouw wing worden gelaten. Toevallig werd mij een naam van een lid dezer commissie be kend gemaakt, een oud raadslid, die in mijn herinnering zal blij ven als volkomen correct, prin cipieel en onkrenkbaar. Nog-, maals gezegd en nu voor het laatst, het ging niet over 2 boe ren, maar over de ongerijmde spoed en de slechte voorberei ding bij openbare werken en 't vertrouwen, dat de raad eens te meer weer heeft getoond.Wat mij betreft behoeft genoemde, heer de gemeente niet ter wille te zijn en als philantroop op te treden. De gemeente heeft mij ook verzocht om een strookje grond te verkopen aan de Oud- landse straat, maar U kunt er op aan, dat ik er uit haal wat er in zit. Vanzelfsprekend juich ik 't 17

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1959 | | pagina 18