is ging, Bureau II nr UA 258/533, gericht tot de Ministers en be trekking hebbend op de vast stelling van de salarissen van het burgerlijk rijkspersoneel met ingang van 1 januari 1959. De Minister verzocht ons de totstandkoming van de in die circulaire genoemde voorzie ningen voor het gemeenteper- soneel te bevorderen. Deze voorzieningen hebben betrekking op de incorporatie van de 6% salarisverhoging, welke bij raadsbesluit van 5 ok tober 1956 met ingang van 1 juli 1956 aan het personeel werd toegekend. Bij circulaire van 16 decem ber 1958 heeft de Minister de gemeentebesturen, in aanslui ting op zijn reeds vermeld rond schrijven in kennis gesteld van zijn schrijven van 16 december 1958, gericht tot de Ministers, waarin nader gegevens voor de incorporatie worden verstrekt en waarbij tevens de maximum compensatie, samenhangende met een verhoging van de pre- miegrens voor de algemene ou derdomswet wordt geregeld. Deze salarismaatregelen zijn tot stand gekomen na overleg met de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in ambtenarenzaken. Zoals uit het vorenstaande reeds blijkt hebben de maatregelen, afgezien van de verhoging van het maximum van de compen satie voor de AOW-premie van 32.20 tot 34.77 per maand en enkele kleine afrondingsver schillen geen enkele invloed op de grootte van de salarissen, doch hebben zij verder uitslui tend belang als een maatregel van administratieve orde. Wij stellen U dan ook voor de door de Minister voorgestelde maatregelen overeenkomstig toe te passen op het personeel in 36

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1959 | | pagina 109