ff
en de Staten-Generaal 'destijds
hadden omtrent de toepassing
van bedoeld wetsartikel.
Op grond van het bovenstaande
en gezien het door de ambtena-
renorganisaties medegedeelde.,
stellen wij U voor:
a. het besluit van 31 januari
1958 in te trekken
b. een kindertoelageregeling
vast te stellen, gelijk aan de re
geling d.d. 16 augustus 1957.
De onderwerpelijke besluiten
zijn te beschouwen als princi
piële besluiten. Zoals vermeld
moet een eenmaal verkregen
recht, zijnde het progressieve
tarief van 3%, 4 pet. en 5%
niet direct prijs worden gege
ven.
Wij menen er goed aan te
doen, U erop te wijzen, dat ook
bij de, verordening, die wij
thans voorstellen vast te stellen
verwacht moet worden, dat de
Minister eenzelfde Koninklijke
Besluit zal bewerkstelligen.
Handhaving van het verkregen
recht wettigt echter handha
ving van de progressieve rege
ling.
Een reden temeer om de bij Uw
besluit van 31 januari 1958
vastgestelde kindertoelagerege
ling in te trekken is gelegen in
het feit, dat voor deze laatste
regeling de ambtenarenorgani-
saties niet waren gehoord, het
geen op grond van artikel 125
der Ambtenarenwet moet ge
schieden.
Wij stellen U voor te besluiten,
conform het bij de stukken ter
inzage liggende concept-besluit.
dhr. MARIJNISSEN. Ook dit
is niet in de commissie geweest.,
Dan had er geadviseerd kunnen
worden, de organisaties te ho
ren, waardoor al dit overbodige
werk achterwege had kunnen
blijven.
dhr. KOENRAADT. Heeft dit.
18