door de Minister terzake gege ven richtlijnen. Aangezien de vaststelling van de kindertoelageverordening, in Uw vergadering van 31 ja nuari 1958, geheel geschiedde conform de terzake gegeven richtlijnen door de Minister van Binnenlandse Zaken, Bezitsvor ming en Publiekrechtelijke Be drijfsorganisatie, werd van de veronderstelling uitgegaan, dat met het achteraf horen der amb tenarenorganisatie kon worden volstaan. Na toezending van Uw besluit dd. 31 januari 1958 aan deze or ganisaties zijn echter dergelijke reacties ontvangen, dat aan een en ander opnieuw onze volle aandacht is geschonken. Wij mogen verwachten de moei lijke materie omtrent de kinder toelageregeling U onderstaand te verduidelijken. Binnen het kader van de voor zieningen inzake de bezoldiging van het gemeentepersoneel, zou per 1 januari 1957 ook een ver hoging van de kindertoelage en -toeslag moeten plaats vinden. Deze verhoging zou 10°/o mogen belopen van de tot dusver gel dende bedragen, aldus de Mi nister, behalve in die gemeen ten, die een progressieve kin dertoelage-regeling kenden,hier toe behoorde ook de gemeente Steenbergen. Het standpunt van de Minister, ons medege deeld bij schrijven van Gede puteerde Staten van Noord- Brabant dd. 13 februari 1957 G nr. 68.578 kwam hierop neer, dat, op het voetspoor van de door zijn ambtsvoorganger in geslagen weg, de bestaande ver schillen tussen de progressieve regeling en de voor het rijks personeel geldende regeling, wederom enigermate verkleind zou moeten worden. Deze ver- 15

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1958 | | pagina 50