Artikel 1,
De gemeente zal, indien en voor zover
daartoe naar het oordeel van Burgemees-
ten en Wethouders termen aanwezig zijn
en daardoor gelden door de Gemeenteraad
beschikbaar zijn gesteld:
a.. aan degenen, die voorzieningen aan een
onroerend goed laat aanbrengen met het
oogmerk aan meer gezinnen woongelegen
heid te verschaffen of te blijven verschaf
fen dan voor dit goed zich zonder het aan
brengen van deze voorzieningen zou le
nen; en
b. aan degene, die teneinde mede te wer
ken, dat méér woongelegenheid ter be
schikking komt, bij hem in gebruik zijnde
woonruimte vrijmaakt en dientengevolge
kosten moet maken voor verhuizing, we-
derinrichting (hieronder niet begrepen de
aanschaf van meubilaire goederen) en/of
opslag van meubilair;
op zijn verzoek een vergoeding verlenen
in de kosten, welke uit het aanbrengen
van voorzieningen, het verhuizen, de we-
derinrichting en/of opslag van meubilair
voortvloeien.
Artikel 2
Van de toepassing van het in artikel 1
onder a gestelde kunnen in bijzondere ge
vallen, met gezinnen worden gelijkgesteld
personen, die in verband met hun omstan
digheden een eigen huishouding moeten
voeren.
Artikel 3.
De in artikel 1 genoemde vergoeding van
kosten bedraagt ten hoogste:
1. voor voorzieningen, bedoeld in artikel
1. onder a, een bedrag van f 800.behou
dens in zeer bijzondere gevallen, waarvoor
naar het oordeel van Burgemeester en
Wethouders een hoger bedrag kan wor
den gegeven;
2. voor verhuizing, de werkelijk gemaakte
kosten van het inboedel-transport met 't
goedkoopste vervoermiddel;
3. voor inrichtingskosten een bedrag ge
lijk aan 2/3 der huurwaarde van de inge-
bruik genomen kleinere woning (woning
gedeelte), vastgesteld overeenkomstig de
Wet op de Personele Belasting 1896;
4. voor opslag van meub/lair een bedrag
van f 100.
14