i N5
Het weduwen-pensioen, kan niet
meer bedragen dan de helft
van het pensioen van de overle
den wethouder of van het pen
sioen waarop deze aanspraak
zou hebben gehad, indien hij op
de dag van overlijden had opge
houden wethouder te zijn.
Ook ten aanzien van het we
zenpensioen geeft de wet enke
le imperatieve voorschriften.
Dit pensioen kan ten hoogste
bedragen, indien weduwenpen-
sioen wordt toegekend 1/5 en
voor ieder ander kind indien
dus geen weduwenpensioen
wordt genoten 2/5 van het
Weduwenpensioen, zoals dit zou
zijn indien wel een recht daar
op bestond. De som van wedu
wenen wezenpensioen mag
nimmer meer bedragen dan
tweemaal het weduwenpen
sioen.
In de Verordening inzake de
toekenning van pensioenen, zo
als hierboven bedoeld, moet
worden bepaald, dat 3 van
de wedde van de wethouder
wordt ingehouden als pensioen
bijdrage. Ook indien een ge
meenteraad zou besluiten niet
de toegestane maxima toe te
kennen blijft het verhaal 3
van de wedde bedragen
Hoewel de regeling, welke de
wet van 1 augustus 1956 toe
staat, als geheel beschouwd
gunstiger is, dan die, welke art.
101 Gemeentewet toestond, kan
voor bepaalde belanghebbende
de nieuwe regeling 'n achteruit
gang betekenen. In verband
hiermede heeft de wetgever het
niet juist geacht, de nieuwe re
geling zonder meer van toepas
sing te doen zijn op degenen, te
wier aanzien de vroegere rege
lingen reeds toepassing von
den. De belanghebbenden moe
ten in de gelegenheid worden
gesteld zich binnen bepaalde
tijd uit te spreken over het al
dan niet behouden van de vroe
gere regeling.
22