uitkering bedraagt maximaal
gedurende het eerste jaar 80
gedurende het tweede jaar 65
en vervolgens 50 van de
voor het ambt vasgesteldê wed
de. Indien de gewezen wethou
der inkomsten gaat genieten uit
of in verband met arbeid of be
drijf, ter hand genomen op of
na de dag, waarop hij heeft op
gehouden wethouder te zijn,
wordt de uitkering met het be
drag dier inkomsten vermin
derd. De uitkering vervalt bij
het bereiken van de 65-jarige
leeftijd.
Aangezien het Wethouder
schap in deze gemeente steeds
een nevenfunctie is geweest en
kon worden waargenomen, zon
der dat het hoofdberoep moest
worden opgegeven, welke toe
stand vrijwel zeker nog vele ja
ren zal blijven voortduren, me
nen wij U niet te moeten voor
stellen thans reeds gebruik te
maken van de mogelijkheid tot
het treffen van een „uitke-
rings"regeling, welke de Wet
heeft geschapen over te gaan.
Ten aanzien van het eigen
pensioen zegt de wet van 1 aug.
1956, dat dit bij verordening
kan worden toegekend aan de
gewezen wethouder, die 65 jaar
wordt, of aan de wethouder,
die bij zijn aftreden 65 jaar of
ouder is.
Het eigen pensioen bedraagt
voor ieder dienstjaar maximaal
3.5 van de laatstelijk geno
ten wedde, met dien verstande,
dat niet meer dan 20 dienstja
ren in aanmerking worden ge
nomen. Het recht op het eigen
pensioen vervalt aan het einde
van het kwartaal, waarin het
overlijden van de gewezen wet
houder plaats heeft gevonden.
Voorts vervalt het recht op
pensioen met ingang' van de
dag waarop de wethouder weer
als zodanig optreedt in de ge
meente, ten laste waarvan het
pensioen wordt genoten.
21