KAMER I: H. J. L. A. Cou- vee, N. W. A. Flinkenflogel, H. J. A. M. v. d. Kar, O. J. A. Schulte en A D. Goddrie. KAMER II: D. P. van Es, Th. L. K. Hillemans, P. Rozendaal, J. P. de Wit en J. P. A. v. d. Reyt. Dhr JACOBS: Ik vraag me af of stemming wel zin heeft. Laat ze zo zitten. VOORZITTER: De wet eist nu eenmaal jaarlijkse benoe ming. Dhr HERBERS: Mij is in het Dor gefluisterd, dat enkele ad viezen van de commissie niet door het dagelijks bestuur zijn geaccepteerd, maar zonder meer ter zijde zijn gelegd. De commissie is er toch niet voor niets. Enkele leden van het da gelijks bestuur zouden zelf hebben uitgemaakt wie een wo ning toegewezen kreeg en wie niet. Een en ander schijnt enige ontstemming te hebben gewekt. Heeft het nu nog zin deze com missie te gaan benoemen? VOORZITTER: Wat u zegt is wel wat al te simplistisch. Be sluiten worden niet individueel genomen maar door het college. Zoals bekend heeft de commis sie een adviserende taak. Ver schil van opvatting kan wel eens voorkomen. Doorgaans echter volgt het college de ad viezen der commissie. De laat ste tijd heeft zich een enkele maal verschil van mening voor gedaan, waardoor mede als ge volg van een samenloop van omstandigheden enig misver stand is ontstaan tussen B en W en Kamer I. U dient even wel niet uit het oog te verliezen dat de commissie een adviesor gaan is en dat B en W 'de ver antwoording dragen, welke verantwoordelijkheid soms wel eens noopt tot van een advies afwijkende beslissing, hetgeen overigens slechts zelden voor komt. Van de 500 gevallen, die 18

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1956 | | pagina 64