Met de onteigening van onder grond van verwoeste panden, op grond van de Wet Materiele oorlogsschade, heeft de ge meente generlei bemoeienis. Procedure en beslissing beho ren uitsluitend tot de compe tentie van het Ministerie van Wederopbouw en Volkshuisves ting. De reden waarom niet tot ont eigening van perceel sectie V867 is overgegaan moet, blijkens 't rapport, worden gezocht in de omstandigheid, dat betrokkene tijdens de procedure bezwaren heeft geopperd tegen de voor genomen onteigening. Ook hier op heeft de gemeente geen in vloed kunnen uitoefenen. Het valt uiteraard te betreu ren, dat het perceel buiten ont eigening is gebleven. De vraag of betrokkene voor de uit de ministeriele beslis sing voortgevloeide nadelen, nu door de gemeente schadeloos gesteld dient te worden, menen wij ontkennend te moeten be antwoorden, op grond van de volgende overwegingen: .1 het niet-onteigenen is aan „eigen toedoen" te wijten. 2 toen van Tilburg in 1950 verzocht hem een perceel bouw grond aan het Doktersdreefje te verkopen, is hem er op ge wezen, dat toewijzing van vervangende bouwgrond af hankelijk was van de door de minister te nemen beslis- sing, welke moest worden af gewacht. Grondverkoop volgens de ge wone procedure kon uiteraard wel geschieden. Hieromtrent rapporteerde de dienst openbare werken op 18 augustus 1950 „Wed. van Meer (herbouw- plichtige) zou echter dit jaar haar herbouwplicht willen vervullen en is bereid het haar toegewezen perceel aan het Doktersdreefje uit eigen 28

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1956 | | pagina 106