JLtf Bij deze uitvoerige uiteenzetting meent het college het te moeten laten. Gelet op de gehouden in- informele bespreking wil het col lege niet aan de totale tot indus trie terrein bestemde grond vast houden, maar stellen wij U voor te besluiten tot onteigening van Sectie F 426 groot 4.66.15 H.A., Sectie F 427 groot 4.39.70 H.A. en 'n strookje van Sectie F 425 groot 0.94.15 HA, in totaal dus 10 HA. Dhr. HERBERS. Ik had reeds het een en ander aangetekend in verband met het eerste voorstel. Ik blijf echter bij mijn standpunt. Van de vele besluiten die in deze zittings-periode door de Ge meenteraad zijn genomen, is de opgaaf die ons tjians wordt ge steld, wellicht de moeilijkste. Ener zijds omdat het hier geldt de be langen van een der voornaamste Industrieën, anderzijds omdat de Raad beslist over het eigendom van een medemens, over het eigen dom van een landbouwer. Ik vraag mij af of Burgemeester en Wethouders, waarvan de een arbeidsafgevaardigde, de ander zelf Landbouwer is, bij het ndie- nen van hun rapport aan de Raad met het recht van eigendom vol doende rekening hebben gehouden Wat de Voorzitter betreft kan lik me voorstellen dat deze alleen oog heeft gehad voor de belangen van deze groot industrie, waarvan de Directie hun connectie heeft bij hen die ons land heden ten dage regeren, wiens commissarissen wel licht zitting hebben in Gedeputeer de Staten of nog hoger, wel we tende dat in naam het volk baas is, maar in daad, het op alle manieren, ten koste van boer >en kleinbedrijf, bevoordeelde groot kapitaal. Het is mogelijk dat B. en W. van gedacht zijn dat hun rapport objectief is en dat hun conclusies als een paal boven water staan, in werkelijkheid raken ze kant noch wal. 1 2

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1951 | | pagina 217