15 VERZOEK van J. Butijn om vergoeding ex art. 13 der LO wel 1920 over de periode van 6 Sept. 45 lot 30 April 1047. VOORZ. De wettelijke aanspraak op een tegemoetkoming in art- 13 der I..O. wet 1920 bedoeld, ont slaat voor belanghebbende eerst te rekenen van het tijdstip, waarop liet verlangen daartoe aan liet college dal in eerste aanleg daar over heeft te oordelen, wordt ken baar gemaakt, wat uitsluitend kan blijken uit de desbetreffende door hem bij de gemeenteraad inge diende aanvraag. Een aanvrage om steun ingevolge genoemd art. 13 kan dus slechts betrekking hebben op de toekomst, zodat geen aan spraak kan wortipn gemaald op sleun van voor die aanvrage ge dane uitgaven. Op grond hiervan zal op bij gaand verzoek afwijzend moeten worden beschikt. Z.h.s. wordt aldus besloten. Ift VERZOEK van N. W. A. Flinkenflögel om aanstelling tol gemeente geneesheer. VOORZ. Wij stellen U voor dhr. Flinkenflögel evenals zijn voorgan ger tot ge mee ntegeneesh eer aan Ie stellen. Beide geneesheren tocli zijn betrokken bij de algemene laak op sociaal hygiënisch terrein, waarbij we denken aan preventieve inentingen voor de gehele gemeen te, het onderzoek naar scabies, de medewerking aan, cursussen op medisch terrein enz. Het is niet billijk de medewerking van beide artsen in. te roepen en niet beide tot gemeente geneesheer aan te stellen. Gezien echter het feit dat de armenpraktijk sterk is 'terug gelopen, mag hel totaal der uit gaven Ier voorziening in de armen praktijk en doodschouw in de kom bedragende f 1008 per jaar niet worden overschreden. Laatst ge noemde bedrag zou dan onder beide arisen dienen te worden verdeeld. 22

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1948 | | pagina 23