Ze,
18 SEP. 1947 Z$S(
-:£"r^- i (0t i--*y
1 Januari 1947 de loonregeling te
doen ingaan.
VOORZ. Dat gaat natuurlijk
iet. We moeten immers in de
herziene verordening de datum
van inwerking treden vermelden.
dhr. SWAGEMAKERS. Moe
ten wij met deze categorie van
het gemeente personeel blijven
sollen. We hebben nu eenmaal
als datum van inwerking treden
1 October 1946 vastgesteld, waar
om zouden we daaraan niet vast
houden. Ged. Staten hebben vol
gens de nota daartegen bedenking
maar dat wil dan tochn og niet
zeggen dat wij er ons maar bij
moeten neerleggen. Deze kwestie
blijft maar lopen en moeten we
nu maar gaan marchanderen
dhr. GILDEN. Ik ben er ook
niet voor, maar als we Ide voorge
stelde datum niet accepteren dan
vrees ik dat het nóg langer zal
duren dan nu reeds het geval is.
Daarom zou ik eerst eens willen
vragen of het niet mogelijk is bij
wijze van voorschot >»*- te be
talen. Het bezwaar van het lange
wachten vervalt dan.
dhr. KOENRAADT. Het nader
voorstel van B. en W. om de da
tum van inwerking alsnog vast te
stellen op 1 Juli 1947, is in het
belang van de werklieden wanneer
hierdoor wordt bereikt dat zeer
binnenkort tot uitbetaling van het
nieuwe loon kan worden overge
gaan.
dhr. SEBREGTS. Wanneer de
rijksregeling per 1 October wordt
goedgekeurd waarom zou dat dan
niet gaan met de gemeentelijke
regeling. Ik ondersteun het voor
stel Swagemakers.
dhr. I lOPPENBROUWERS. De
incorporatie van de toelagen ex
G 13 en G 362 in de bezoldigings
regeling voor de burgerlijke rijks
ambtenaren is, geschiedt per 1
Juli 1947. Voor het rijkspersoneel
gaat de definitieve nieuwe salaris
regeling dus in per 1 Juli 1947,
vandaar dat ook Ged. Staten aan
die datum vasthouden.
5