I f' -1 AUG. 1946 we met Gods Zegen en onder Uwe gewaardeerd eerde leiding een bloeiend en welvarend Steenber gen tegemoet zullen gaan. Burgemeester: Wethouders en leden van den Raad. Na hetgeen uit Uw midden tot mij gesproken is, zij het mij vergund hier in de eerste plaats openlijk mijn dank te betuigen aan den Almachtigen God, dat Hij mijn wensch om in Brabant met het Burgemeestersambt bekleed te mogen worden vervuld heeft en aan Hare Majesteit de Ko ningin en Hare adviseurs dat zij mij voor deze zwaar geteisterde ge meente met haar vele problemen waardig geoordeeld hebben. Een woord van dank zij vervol gens op zijn plaats aan den wnd. Burgemeeeter voor al hetgeen hij tijdens de langdurige waarneming van dit ambt voor deze gemeente gedaan heeft. Onder zijn leiding is de burgerij in anderhalf jaar tijds door de eerste nooden ten gevolge van de oorlogshandelingen heen geholpen. Ik kan mij volledig indenken, dat men mij als een voor U onbe kende Nederlander afkomstig uit dat gedeelte van ons vaderland dat boven de groote rivieren ge legen is aanvankelijk met een zekere reserve tegemoet getreden is. Het is in zekeren zin dezelfde re serve, waaimede men mij destijds in Drente tegemoet getreden is, doch welke na korten tijd plaats heeft moeten maken voor banden van vriendschap en vertrouwen die mij het afscheid vooral van het zoo ten achter gestelde Z.-Oost-Drente moeilijk gemaakt hebben. Uw grieven over achterstelling en stiefmoederlijke behandeling van Brabant zijn voor mij geen onbegrij pelijke klanken. Integendeel het zijn dezelfde klanken, die het uiterste Noorden van ons Vaderland in woord en geschrift laat hooren en die ik door mijn ervaring in het Provinciaal Bestuur van Drenthe heb leeren begrijpen en heb leeren ver dedigen. 5 V

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1946 | | pagina 47