V. dó,
15 JULI 1946
zoo juist genoemde punt van de
agenda.
Het is niet dan met zeer gemeng
de gevoelens, dat ik thans het woord
tot U ga richten. Gevoelens, die mij
thans bezielen als voorzitter van
Uwen Raad, als Burgemeester en als
persoon, als mensch.
Het was op den 14 Sept. 1945
dat ik U als lid van den tijdelijken
gemeenteraad mocht installeeren. Bij
die gelegenheid heb ik U een uiteen
zetting gegeven van de tot stand-
koming en vorming van dien tijde
lijken raad zooals die bij het K.B.
van 12 April 1945 F 45 wasvoor
geschreven en geregeld. De be
voegdheden die den tijdelijken raad
werden toegekend bleven belangrijk
beperkt en deden geenszins voldoen
de uitkomen de autonome macht, die
de Raad ingevolge de gemeentewet
in feite behoort te bezitten. Dit is dan
ook wel de reden, dat het contact
van het gemeente bestuur met den
Raad vrij gering is geweest en met
de samenkomst van hedenavond
slechts 6 vergaderingen werden
gehouden. Dit neemt echt er niet weg
dat wij ondanks dit korte contact
toch in de gelegenheid geweest zijn
de voornaamste vraagstukken voor
de gemeente te bespreken en na
onderling beraad belangrijke beslui
ten te nemen. Al lijkt zulks op het
eerste gezicht niet erg belangrijk,
toch moet aan de vaststelling van de
begrooting van inkomsten en uit
gaven voor de gemeente een groote
mate van belangrijkheid worden
toegedacht. Immers in de samenstel
ling van de begrooting ligt de ge-
heele gedragslijn uitgestippeld langs
welke het gemeentelijk bestuur moet
worden gevoerd en geeft dit tevens
de perken aan buiten welke dit be
stuur zich niet mag bewegen zonder
medewerking van den Raad.
De vergaderingen hebben echter
ruimschoots gelegenheid geboden
vele andere vraagstukken, die het
gemeentelijk bestuur regardeeren ter
tafel te brengen, ten einde het uit
voerend bestuur, aan B. en W. opge-
3