4%i
-3 WIE J 1946
V o o r z. Nog zijn aanvragen om
vergoeding art. 1 3 ingekomen van
C. Koert en P. v. Nieuwenhuijzen,
werkgevers.
Met betrekking tot deze verzoeken
meenen B. en W. dat de financieele
draagkracht van verzoekers van dien
aard is, dat zij de vervoerskosten
zelf kunnen dragen.
dhr. van Nieuwenhuijzen. Ik dacht
dat bij de opheffing der school te
De Heen overeengekomen was dat
de gemeente voor yervoer van
schoolkinderen zou zorgdragen.
Het door B. en W. gemaakte
onderscheid tusschen werknemers
en werkgevers acht ik niet steeds
juist, met name niet ten opzichte van
aanvrage Koert.
V o o r z. Destijds is besloten tot
opheffing van de openbare school te
De Heen en de 19 leerlingen aldaar
voor rekening der gemeente te ver
voeren naar deschoolte Steenbergen
Uit de notulen blijkt dat dit ver
voer alleen betrof de leerlingen van
de toen bestaande school. Uitdruk
kelijk wordt gesproken van 19 leer
lingen. De toen getroffen regeling
gold niet voor de toekomst.
dhr. v. Nieuwenhuijzen. Ik kan me
met het standpunt van B. en W. wel
vereenigen, doch meen dat Koert wel
in de termen valt voor een tegemoet
koming.
dhr. Swagemakers. De vergoedin
gen zijn steeds v-erschillend vastge
steld. Aan de hand van den aanslag
in de inkomstenbelasting werd geval
voor geval beoordeeld,
dhr. Koenraadt. Voor zoover mij
bekend gold de voor de Heen getrof
fen regeling niet alleen voor die 19
leerlingen maar ook voor latere
gevallen.
dhr. Swagemakers,' Bij bedoelde
regeling was uitdrukkelijk sprake van
19 leerlingen. Later zijn ten opzichte
van leerlingen van de Heen steeds
afzonderlijke beslissingen genomen,
die niet met de regeling overeen
stemden, hetgeen niet zou zijn ge
schied indien die regeling van kracht
was gebleven.
3