61
"7 SEP. 1940
verleend, doch voor het bouwen der
loods werden we naar Bin nenl'a.ndsche
Zaken verwezen. Wij dachten namelijk
dat we noodlijdend waren, doch dit is
niet Zit)o.
Het moet toch vóór den Raad ook wel
iets zeggen, dat al deze instanties aan
stonds bereid waren hun medewerking t,e
v erleen en
En als aliles misloopt dan is zoo
als de Voorzitter terecht opmerkt nog
niets verloren. Dan is de loods nog te
verhuren, als opslagplaats enz. Dit zou
natuurlijk; jammer zijn, uit een oogpunt
van werkverruiming, maar voor de ge
meente zou het toch nog geen strop zijn.
De heer an Loon zegt dat dhr. Van
I ilburg een garantie zou moeten geven
om in 4 jaar 1' (>0.000 te vertoon en, doch
zulks is voor een particulier t,och een
onmogelijkheid
We moeten beseffen dat we met hel
oog op den winter met zijin groote werk
loosheid ook, iets voor de arbeiders moe
ten. doen.
Ik heb dhr. de Jong ook gevraagd
„Leeft U dan eens een ander object aan,
dan trekken we dit voorstel aanstonds
in". Maar dat kan hij ook niet.
dhr. VAN NIEUWENIIUIJZEN. We
staan voor een moeilijk geval. Lang heb
ik. mezelf afgevraagd „Moet ik voor ol'
tegen, stemmen Na alles nog eens rijpe
lijk te hebben overwogen, geloof ik dat-
ik. mijn stem vóór het voorstel moet uit
brengen.
Zeker, het is noodi-g dat wat gedaan
wordt in het belang der werkverruiming
De vraag is slechts „Zijin we met, dit
objekt niet te duur uil De Voorzitter
spreekt van een speculatie op de toe
komst, doch ik acht deze speculatie nog
al gewaagd.
De bedrijvigheid in de vlasindustrie
vloeit allereerst voort uit het uitvoerver
bod voor ongerepeld vlas. Wc weten niet
of dat volgend jaar nog zoo zal zijn.
Anderzijds moeten we trachten de we,rk
loosheid op te heffen. Doen we dat nie.t,
dan wordt het voor de mensehen nog veel
erger. Wat gebeurt er dan met hen
Daa rom zal ik. voorstemmen hoewel ik het
jammer vind dat voor zoo'n onzekere
zaak. zoo'n bedrag m-oet worden gevo
teerd.
9