6L&
"J 6
- 4 DEC. 1939
schijnt niet zoo te zijn. Ik kan U den naam
noemen.
VOORZ. Momenteel heeft dat geen zin
ik houd me echter aanbevolen tezijnertijd
die naam van U te mogen vernemen.
dhr. van den BERGH. Voor die ach
terstallige belasting zijn toch zeker de
waarschuwingen niet op tijd verzonden.
VOORZ. Neen, op de lijsten die U bij
het rapport aantreft staan een heele boel
belastingbedragen die nog niet invorder
baar zijn.
Voor de straatbelasting b.v. vervalt de
tweede termijn pas 1 Januari 1940. Deze
lijsten behoorden eigenlijk niet bij het
rapport.
dhr. van NIEUWENHUIJZEN. Het rap
port is voor mij nog niet volkomen duide
lijk.. Heeft de gemeente nog eenig gelde
lijk nadeel geleden
VOORZ. Voor zoover is na te gaan, niet
dhr. van NIEUWENHUIJZEN. Ik wil
dan toch wel opmerken dat men dhr. Stof
felen niet als een slecht mensch mag aan
zien. De Voorzitter heeft zoo juist ge
zegd „Een gevallen mensch geeft men
geen schop na", doch ik zou nog iets
verder willen gaan en zeggen „Wanneer
iemand komt te vallen, dan steekt men
hem de hand toe om zich op te richten".
Dat is een mensehelijke plicht
Ik hoop dat 'Burgemeester en Wethou
ders, wanneer zij straks te beslissen krij
gen over de handhaving van dhr. Stoffe-
len, als ambtenaar ter Secretarie daar
mede rekening zullen houden.
dhr. HERBERS. Naa.r aanleiding van 't
gesprokene door den heer van Nieuwen-
huijzen wil ik wel opmerken dat ik daar
straks wel een scherpen toon heb aange
slagen, doch ik heb er bij gezegd dat ik
zou toonen ook mensch te zijn. Overigens
moeten de heeren wel beseffen dat ik
tegenover deze zaak, eenigszins anders
sta. Ik had destijds niets gedaan, en werd
van alle zijden beschuldigd en vernederd.
Hier is veel gebeurd en nu wordt de zaak
juist geheel anders behandeld.
dhr. van NIEUWENHUIJZEN. Mijn op
merking ging niet speciaal tegen U, doch
werd meer in 't algemeen gemaakt.
dhr. van den BERGH. Het spijt me zeer
dat dit geval zoo geloopen is. Volgens
mjjn gevoel zou ik wel den heelen mensch
7