1. 21 APR. 1939 zien dan een zuiver principieele aangelegen heid. liet is absoluut niet de bedoeling U persoonlijk te treffen en al evenmin de R. K- bevolking of de R. K- religie. Het zou door mij persoonlijk, zoowel als dóór de Protestanten betreurd worden, als de goede verhouding verstoord zou worden, zoowel ten opzichte van U, mijnheer de voorzitter, als ten opzichte van de R. K. bevolking. liet is voor een raadslid een onaan gename taak te moeten aanraden een ge schenk niet te aanvaarden, dat door den burgemeester aan zijn gemeente wordt aan geboden, maar toch moet ik met dit voor stel komen, aangezien wij van meening zijn, dat een kruisbeeld in een openbaar gebouw als het Raadshuis in Nederland niet thuis behoort. dhr. MOORS. Ik kan niet anders dan mijn bijzondere instemming betuigen met het initiatief van den Voorzitter van onzen Raad, om het kruis een eereplaats toe te kennen in de Raadszaal. Tevens spijt het mij dat onze anders denkende gemeentenaren gemeend hebben daartegen protest te moeten aanteekenen. Om de goede verstandhouding die hier bestaat en waaraan wij groote waarde hechten hadden we dat anders ge- wenscht. Ook de Protestanten toch belijden met ons Christus en Dien gekruist. Overi gens mogen zij bedenken het overwegend aantal gemeentenaren die in het kruis hun symbool zien. Als men het oog laat gaan over de tegenwoordige wereld, dan is er maar één keus voor onze ontredderde maat schappij terug naar Christus of naai den chaos. We willen tenslotte hopen dat de Pro testanten het bij dit protest zullen laten en dat de goede verstandhouding mag blijven zooals voorheen. dhr. HERBERS. Ik lieb het gevoelen van de Protestantsehe ingezetenen gehoord en ik kan mij hun principieele bezwaren voorstellen. Ik heb echter een andere op merking, en dat is dat het initiatief tot het plaatsen van dit kruisbeeld uitgaat van den voorzitter. Is het de bedoeling dat wanneer wij in de raadszaal een kruisbeeld hebben hangen en de raadsleden vragen 7 -O i

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1939 | | pagina 33