- 9. J'IN. P?7 B. en W. eigenlijk met een voorstel komen B. en W. dragen de verantwoordelijkheid Ik heb dat hier al zoo dikwijls betoogd. Een motief op grond waarvan ik ook nog tegen verhooging der vergoeding stem is het volgende Wanneer aan de scholen werken moe ten worden uitgevoerd, komen slechts en kele menschen daarvoor in aanmerking. Het zijn alleen de zoogenaamde „lieve kin dertjes" waaraan wordt gedacht. Doch alle belastingbetalers moeten er aan mee hel pen om de kosten op te brengen. Zoo iets strijdt tegen mijn gevoelen. Van geld dat door de belastingbetalers wordt opge bracht, moet men niet maar twee of drie menschen laten profiteeren. VOORZ. Met het verzoek van de finan- cieele Commissie om verschillende zaken waarover haar advies wordt gevraagd, eerst met B. en W. te bespreken, kan ik me geheel vereenigen. Ik geloof dat daar door gemakkelijk aan de bezwaren van dhr. Ilerbers kan worden tegemoet geko men. Om op de kwestie zelf neer te komen. De L.O. wet regelt de wijze waarop de vergoeding moet worden vastgesteld, doch laat overigens den Raad veel vrijheid. Volgens de wet moeten in gemeenten waar geen openbare lagere of U.L.O.-school in stand wordt gehouden, als basis voor de vaststelling der vergoeding worden ge nomen, drie gelijksoortige gemeenten. De vergoeding wordt dan bepaald op het middelste bedrag in die drie gemeenten. De Raad is zelf vrij om drie willekeurige mits gelijksoortige gemeenten uit te kie zen. Bij de totstandkoming van de wet is gehoopt dat deze regeling voor de praktijk bruikbaar zou zijn, en dat ze geen onbillijkheden zou meebrengen. Echter zijn buiten de schuld van den wetgever en ook buiten onze schuld toch onbillijkheden ont staan. Immers wat is het geval. Wanneer over een bepaald jaar een openbare school buitengewoon zuinig beheerd is, kan met een laag bedrag per leerling worden vol staan, zoo'n school wordt dikwjjls als ba sis voor de vaststelling van de vergoe ding voor een bijzondere school gebruikt Doch wellicht zjjn tengevolge van dat zuinig beheer volgend jaar de uitgaven voor dezelfde openbare school zeer hoog. In zoo'n geval neemt men echter niet weer 9

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1937 | | pagina 68