159 9 9 PrC i""7 Het is wel aan twijfel onderhevig of van Boxel daar een dienst mee is bewezenik meen dait juist het tegendeel een' feit is. Laat ik er dadelijk aan toevoegen M. de Voorzitter, dat ik het ten zeerste zoude betreuren, indien de map er moeilijkheden of nadeel door zou ondervinden. Ik gun van Boxel e,n zijn gezin niets dan goeds. Maar daarnaast mag men toch wel vragen, dat het Hoofd van den Vleeschkeurings- dienst, de welke niets apders heeft ge daan dan zijn soms wel harde plicht, ze ker gehandhaafd zal worden. Het zon me ten met twee maten zijn als anders werd gehandeld dan wij in dergelijke gevallen reeds tot mijn genoegen hebben gedaan. 1 emeer daar de man nog volkomen voor zijn taak berekend is, bij ontslag een laag pen sioen zou genieten en daarenboven zoowel door de Commissie van Toezicht op den Vleesehkeuringsdienst als dooi- de Burge meesters van de aangesloten gemeenten tol verlenging vgn zijn dienstbetrekking wordt geadviseerd. Op de beschuldigingen van den heer fferbers zal ik niet ingaan, aangezien deze door den Voorzitter naar mijne meening voldoende zijn weerlegd en ook op andere wijze tot hunne ware proporties zjjn terug gebracht. Ik heb overigens voldoende ver trouwen in ons raadscollege om de stem ming gerust af te wachten, aangezien het m.i. enkel gaat om de vraag of het recht vaardigheidsgevoel en het doorzicht van de raadsleden het zullen moeten afleggen tegen de ten top gevoerde overredings kracht van den heer Herbers. Ik maak mij daaromtrent niet ongerust. dhr. HERBERS. Tot mijn leedwezen moet ik zeggen, dat ik van den heer van Nieuwenhuijzen dergelijke uitdrukkingen geenszins had verwacht. Dhr. van Nieuwen huijzen begint er een persoonlijke zaak van te maken. Hij moet toch begrijpen, dat het door mij gevraagde uitstel alleen ten doel had om de mogelijkheid te ope nen, voor het plegen van nader overleg ter zake. Dergelijke verzoeken worden steeds in handen eener raadscommissie gesteld. Dit verzoek ging echter naar de commissie voor den Vleeschkeurings- zoodat het vóór-onderzoek ditmaal niet door den raad of een commissie uit den raad geschiedde, maar dat we plots voor 15

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1937 | | pagina 160