62
2 9. JUL. 1936
Nu hebben B. en W. bij verschillende
gemeenten inlichtingen ingewonnen. Ik
zie hier b.v. Halsteren, Teteringen, Zun-
dert, Hoeven, enz. Dat zijn allemaal kleine
gemeenten, en de Raad zal daar de zaak
wel niet goed hebben doorzjen, anders
zou hij zoo niet hebben besloten.
De eischen zijn al zwaar en worden nog
steeds zwaarder, en het geheel kost steeds
maar geld. Maar de vraag is, hoe moet
dat in de toekomst worden opgebracht.
Ook voor de arbeiderswoningen zullen
de menschen weer steeds meer op kosten
worden gedreven.
Mijn advies is derhalve dat de gemeente
niet zal toetreden tot deze welstandseischen
dhr. van LOON. Het is billijk dat in
dien een meening naar voren wordt ge
bracht, dit ook geschiedt met een andere
opvatting, en mijn meening is niet con
form die van dhr. Herbers.
Ik geef toe, hoe meer iets gereglemen
teerd wordt, en in dit geval hoe meer
toezicht wordt uitgeoefend op het bou
wen, hoe grooter de bezwaren voor de
betrokkenen zijn. Ook dit welstandstoe
zicht brengt natuurlijk weer zijn bezwaren
mee, en daarvoor ben ik dan ook niet
blind geweest. Vandaar dat destijds ook
door mij gezegd is, dat we eerst eens
elders dienden te informeeren bij men
schen die ervaring hebben hoe dit toe
zicht werkte
B. en W. zijn zoo welwillend geweest
in verschillende gemeenten te informeeren
en overal hebben zij goede verklaringen
gekregen. Derhalve ben ik van meening
dat men nu over de bezwaren die we
aanvankelijk meenden te zien moet heen
stappen en tot aansluiting overgaan.
Ik denk hier aan het Engelsche spreek
woord „De pudding is goed, wanneer
men ze gegeten heeft en daarna voldaan
is." Dat is ook hier het geval.
dhr. JOCHEMS. Is het niet mogelijk
om bij toetreding tot die welstands
eischen de minder gegoeden wat te ont
zien
dhr. van LOON. De bedoeling is dat de
heele gemeente er netjes zal uitzien.
dhr. JOCHEMS. Accoord, doch het
moet betaald kunnen worden.
dhr. MOORS. Het spijt me zeer dat ik
niet in de vergadering van de Commissie
aanwezig kon zijn, want ik zou me uit
5