8 3 2 9. K-F! ..^5 er ee ook wel dat er pólitie-rapport over U is uitgebracht. Ik heb dat rapport gezien, en gezegd dat ik sterk het vermoeden had dat mijn neer van den Bergh onjuiste op gaven nad gedaan. Dat rapport kan het daglicht niet zien en zit hier in de don kere kamer. Toen ik tegen den Voorzitter zei, dat ik de zaak niet vertrouwde, heeft deze tegen me gezegd „Als je er wat van durft te zeggen klaag ik U aan bij den Officier van Justitie." De voorzitter wilde mij achter slot en grendel laten zetten, U wilde mij in de gevangenis hebben. dhr. van den BERGH. Laat dat rap port maar nier komen, afles wat er in staat is de waarheid. Kom er maar mee voor den dag; ik "d'aag U uit! VOORZITTER. Wanneer er een onder zoek moet worden ingesteld, dan geschiedt dat meestal door de politie, en wordt een politierapport uitgebracht. Van een politierapport mag ik aan derden geen inzage geven dan met machtiging van den Officier van justitie. Als de heer Swage- makers dus wil, dat dit rapport publiek wordt gemaakt, zal hij een verzoek moe ten richten tot den Officier van Jusititie. Als dan de Officier aan mij nadere inlich tingen vraagt, zal ik weten welk ant woord ik daarop zal geven. Mijnheer Swagemakers heeft ook ge sproken over de plaatsing van arbeiders aan den weg naar den Slaakdam. Deze zaak zit als volgt in elkaar. De annemer is volgens een overeenkomst met de ge meente verplicht om arbeiders uit de ge meente Steenbergen te nemen, maar de man is volkomen vrij wie hij zal nemen. Dit is geen werkverschaffing, doch vrij bedrijf. Hij neemt dan ook de menschen aan, zonder contact met de arbeidsbeniid deling, zonder B. en W., en zonder den Burgemeester. Het eenige waarnaar hij heeft te vragen is of de menschen woon achtig zijn in de gemeente Steenbergen. Sommige personen hebben mij wel eens gevraagd om invloed uit te oefenen dat zij daar aan het werk zouden komen, anderen weer om eens een „goed woordje" voor hen te doen. Steeds heb ik geantwoord, dat ik me daar buiten zou houden, omdat de aannemer zelf vrij is in het aannemen van personeel, en ik den eenen werkman niet voor d en anderen wil trekken. Wat betreft de aanmerking van den heer 44

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1935 | | pagina 84