7 3 /fi-wW 2 3. ME! '^5 VOORZITTER De interpellatie van mijnheer Herbers geeft mij geen aanlei ding om er veel op te antwoorden. Wat mijnheer Herbers gezegd heeft over de Bouwverordening behoort voor een groot deel hier niet thuis. Mijnheer Herbers heeft schamperachtig gezegd dat eenige goed bezoldigde ambte naren van de Vereeniging van Nederland- sche gemeenten deze Bouwverordening aan d en Raad verplicht hebben opgelegd. Een dergelijke uitdrukking is niet hoog staand, temeer niet omdat deze menschen zich nier niet kunnen verdedigen. En ik heb altijd gehoord dat men het als een zekere lafheid moet beschouwen indien men personen aanvalt die niet in de ge legenheid zijn om zich te verdedigen. De menschen die deze bouwverordening heb ben ontworpen, hebben daaraan dagen en nachten gewerkt, en hebben als eenige belooning daarvoor gekregen, zegge en schrijven één vulpenhouder. Dat is alles. En dan kan ik U nog wel zeggen dat deze menschen op het gebied van de bouwkunst en de bouwtechniek een kennis bezitten, waaraan U, mijnheer Herbers, niet kunt tippen. dhr. HERBERS. Ja, op papier. Laat ze eens in de praktijk komen. VOORZITTER. Daar zullen we nu maar niet verder over praten. Wat betreft het streekplan, mijnheer Her bers kan daar niet over praten, zonder te gelijkertijd eenige hatelijkheden aan het adres van den Voorzitter te lanceeren. Ik heb daar vroeger al eens op geant woord en ga daar nu langs heen. Dan kom ik aan de werkverschaffing die mijnheer Herbers in zijn interpellatie heeft betrokken. Ik heb met verwondering ge hoord dat mijnheer Herbers vandaag een buitengewone liefde koestert voor de werk loozen. Dat is toch wel de eerste maal dat hij zich daarvoor interesseert, en ik moet U eerlijk zeggen „Die liefde van U voor de werkloozen, komt mij verdacht voor dhr. van den BERGH. Die liefde is voor de krant; niet voor den werkman dhr. HERBERS. U moet antwoorden op mijn interpellatie. VOORZ. Telkens als hier een voorstel ter tafel kwam, waaruit werkverschaffing voortvloeide, dan was mijnheer Herbers 34

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1935 | | pagina 74