2 0. FEP. ,r- O 6 "'i.Ó waren de inkomsten van de ambtenaren gering althans niet in die mate dat men van een groot inkomen kon spreken. Tegen het bekleeden van nevenbetrek kingen was toen niet veel in te brengen. Np echter zijn die salarissen veel ver hetend, en de nevenbetrekkingen zijn daar om nit den booze. iEenmaal is het besluit wel genomen om aan den Secretaris het bekleeden van ne venbetrekkingen toe te staan, maar wan neer we dat thans aanvoelen als een on recht, dan moet daarmee worden gebro ken. Ik spreek dikwijls middenstander. van Steenbergen, en die noemen het een schandaal dat de Secretaris die bij haant jes heeft. Hu is de hooding van diien middenstand ook niet goed, want wanneer zij zich una niem met een adres tot den raad wond den,dan zon het voor goed uit zijn. Ik geloof evenwel dat thans de tijd ge komen is, om maar direct met het oudé systeem te breken. dhr. KOSTERMANS. Ik meen da tde assurantie die de Secretaris heeft van ouders op ouders en kinderen is overige gaan, en ik geloof niet dat de Secretaris een gouden wandelstok zal koopen van hetgeen, hij aan provisie van die assur.in tie trekt. Ik denk eerder dal de Secretaris er prijs op stelt dat agentschap aan te houden omdat hij het van zijn vader heeft overgenomen. Aan eenmaal verkregen rechten moeten we niet gaan tornen. dhr. HERBERS. Ik geloof dat de heeren van Loon, Theuinisse en Kostermanis mij verkeerd begrijpen. Ik bedoel dit Door dat in 1931 een nieuw, Ambtenarenregle ment tot stand is gekomen, zijn alle vroe gere regelingen komen te vervallen, en daarom moet de Raad aan den Secretaris opnieuw dispensatie geven om nevenbe trekkingen (uit te oefenen. dhr. van HOOIJDONK. Hebben wij dan destijds niet verkeerd gedaan met de vroedvroiuw VOORZ. Dat moet U zichzelf afvragen, dhr. THEUNISSE. Mijnheer Berbers zegt dat wij hem verkeerd begrijpen. Hoe luiden dan de artikelen 39 en 91 van het Ambtenarenreglement precies VOORZITTER. Het voorgestelde nieu we artikel! 39 luidt ,,Het Ls! den ambtenaar op straffe van ontslag verboden, handel of nering te drij ven of eenig beroep buiten zijn ambt uit lo oefenen, o'f te gedoogjen dat te zijnen huize handel! of nering gedreven of eenig beroep uitgeoefend wordt, door de leden van zijn gezin. 32

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1934 | | pagina 33