15 8
2 0. NOV. 1034
Moeilijk was deze periode voor ons, om
wij hier een „principe" hebben hoog
te houden, immers wij zitten hier als ver
te
tegenwoordigers van een Organisatie, of
om de woorden van Mgr. Aenge-
nent, Nederlands grootste Sociale Bisschop
|i éfCAytC ®e'3rU^en als ^dragers van Pau"
j r ^selijke encycliek Rerum Novarum.
Moeilijk was onze positie dikwijls, om
dat wij bij de uitoefening van onze ver-
trouwenspositie herhaaldelijk werden aan
gevallen en bemoeilijkt door een vertegen
woordiging die „niet" met een principe
overhoop zit, maar die naar hartelust kan
modderen met de treurige omstandigheden
waarin een groot deel onzer inwoners ver
keert, om daardoor eenige stemmen te
fokken.
Ik wil hier aanstonds tegenover stellen
M. de V., hetgeen onzen Voorzitter, het
Kamerlid Loerakker betoogde „Liever ver
lies ik mijn laatste greintje populariteit on
der de arbeiders, dan dat ik deze men-
schen iets zal zeggen of beloven, wat
naai mijn „eerlijke" overtuiging onrede
lijk of niet te verwezenlijken is."
Eerlijk willen we zijn M. de V., niet
in ,groote woorden" waar in daden;
eerlijk tegenover onze tegenstanders, eer
lijk ook tegenover onze eigen menschen,
tegenover de arbeiders.
Voor hen heeft onze partij een moeilijke
taak te vervullen.
Kon ik nier drie jaar geleden nog zeg
gen, M. de V., dat de arbeider wel iets
meer mag hebben dan brood alleen, nu
moet ik helaas reeds een pleidooi voeren,
dat de Overheid er toch voor zal zorgen
dat de arbeiders de nuttigste groep uit
onze samenleving brood zal hebben,
M. de V., in zeer vele arbeidersgezinnen
wordt gebrek geleden.
Hoe dat alles te verbeteren M. de V.
Men kan de arbeiders opruien, men kan
ze opvoeren tot het toppunt van ontevre
denheid, men kan ze ophitsen tegen per
sonen die hen wel zouden willen helpen
als ze maar konden.
En M. de V., dat gebeurt helaas, ook
hier in Steenbergen.
Als „wij" de arbeiders wilden opruien,
was niemand beter daartoe in staat dan
wij, maar men vult de maag van een ar
beider niet met „verbittering!". Men maakt
er zijn lot slechts zwaarder en harder
IWtGÊl
4
12