2 6. JUL. 1032
13
rr Q
X i w
Ct. pensioensverhaal toe te passen en
alzoo te brengen op 81/2 pCt. he)h ik dat
voorstel gesteund hetgeen volgens mijn
meening rechtvaardig was.
Daarnaast kregen wij het voorstel van
den heer van Loon, waarover wij nu moe
ten beslissen. Hier moet ik tegenstemmen
omdat men hier ook de kleine salarissen
aantast, terwijl daar toch niets meer al'
kan. Hiermede wil ik ook ze'ggen dat ik
niet tegen stóm omdat door het voorstel
maar een beetje bezuinigd wordt hetgeen
wel eens wordt opgeworpen, doch dat
standpunt deel ik niet. 1
Want als men al de kleine, beetjes over
het hoofd ziet, die bezuinigd' ziouden kun
nen worden, en mep trekt het bij elkaar
dan zal blijken dat het eep groote wordjl'
waar de gemeepte wel mee gebaat was.
dhr. HERBERS. Ik heb destijds en in
de vorige vergadering ook nog voorgesteld
om de salarissen die door de Kroon wer
den vastgesteld met 3 pCt. te verminderen
en daarop 81/2 pCt. te verhalep. Dit voor
stel is naar voren gebracht ep gekelderd.
Er heeft zich hierover een meeningsvép-
schil voorgedaan. Verschillende, raadsle
den zijn van meening ge,weed dal ook die
salarissen onderworpen zijn aan he;t Ge
organiseerd Overleg1. Ditt is niet jUjisjt',,
doch we kregen daardoor geen zuivere
stemming. Het gaat nu over salarissep van
f 5000. Ik wil de werklieden afgevaardig
den nu wel eeps opi het hart drukkjern
om goed' te beseffen wat ze gaan doen,
d'oor zich maar steeds tegen de voorsted
ien tot salariskorting te vier zetten. 'Ik
stel nu weer voor om 81/2 pGt. pensioen
te verhalen en 3 pCt. te korten op de
salarissen die door de Kroon wonden
vastgesteld'.
VOORZ. Wanneer dhr. Herbeps zegt
dat er een meeningsverschil onder (lte
raadsleden bestond, dan z,è;g ik dat 'is:
mogelijk. Zelf heb ik ovjer deze kwestiej
een meeningsverschil met den héér Hèr-
beirs gehad, doch deze heeft dan altijÜ
de gewoonte om awaad te. worden.
Ik heb hier voor me een uitlegging van
de Ambtenarenwet, geschreven door men
schen die, bij de tot stanrllkoming dier
wet een belangrijk aandeel he(bben ge
had. Daarin leef ik
■„Aan de re,gelgepende colleges wordt
dus door art. 125, lid 2, uitdrukkelijk
aanvullende bevoegdheid gegeven. Dit ar
tikel derogeert aan de artikelen 141 der
Provinciale wet, 193 dér gemeentewet,
en art. 3 der Kéurepwet. Voor tal Van
ambtenaren zal dns aan dé hand de.r be
trekkelijke wetgeving moeten worden na