238 15 DEC. 1931 31 verkeer maar ook voor de openbare veilig beid. 't Is in de laatste weken al een paar maal voorgekomen dat daar iemand werd aangerand, en dat zou, niet zoo gemlakke lp gebeuren als daar een betere verlich ting was. Men isi in de Wipstraat beter met één lichtpunt dan met een politieagent VOORZ. Wanneer fiebben die aanrandin gen plaats gehad. dhr. KOSTERMANS. Gistervaond nog, ik was reeds te bed toen ik op hulp hoor de floepen, doch toen ik buiten kwam was er niets meer te bemerken. dhr. van HOOIJDONK. En ook 14 da gen geleden is er iemand aangevallen. Daarom zijn lichtpunten daar beslist nood zakelijk. dhr. MOORS. De verlichting moet daar wel van belang zijn. Ik wil daarom het voorstel van dhr. van Hooijdonk steunen, want men heeft nog niet alleen de be! zwaren die dhr. van Hooijdonk aanhaalt, de onveiligheid, m'aar ook nog het gevaar om) in het water terecht te komen. dhr. KOSTERMANS. Ik kan nog niet actoord gaan met het voorstel der Com missie voor openbare werken om met de uitvoering der werkversohaffings-objeeten nog te wachten. Wanneer U eens nagaat dat de georgani seerde landarbeiders waaruit de gemeente voor het overgroote deel bestaat, uit hun werkloozenkas trekken een bedrag van f 8,64 per week, wat dan nog verminderd moet worden met de contributie dan be hoef ik wel niet te heggen hoe het in deze gezinnen gesteld is. Vroeger wasi het nog eens mogelijk voor den winter een klein beetje op te sparen, doch nu zijn de mensohen het grootste deel van het jaar werkloos geweest, en als ze niet werkloos waren verdienden ze zoo weinig dat ze moeite hadden er mee rond te komen. Die menslohen moeten met een inkomen van f 8.64 per week beslist armoe lijden Daarom moeten we zoo spoedig mogelijk met de werkverschaffing beginnen. VOORZ. We moeten toch eerflrt de sub sidie-toezegging van den Minister hebben. dhr. KOSTERMANS. 25 pCt. hebben we reeds, dus daarmee kunnen zb begin nen. De nood in de arbeidersgezinnen is groot, want geen enkele landarbeider heeft meer dan f 600 verdiend, en ik voorspel U dat we moeilijkheden krijgen met de groote gezinnen. In andere gemeen ten laat men ook werken, en daar zegt men „Het Rijk moet maar steunen." VOORZ. Als U maar zegt hoe ik de menschen moet uitbetalen, dhr. KOSTERMANS. Dat is niet het

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1931 | | pagina 240