181
21 JAN. 1930
-
VOORZ. Ik vertrouw dat met die
wens'clh rekening zal worden gehouden.
dhr. v. BERGEN. Wanneer de subsidie
tevoren wordt aangevraagd kan de Raad
ook een maximum bepalen.
^^,.ahr. HEBBERS. Ik stel mij op hetzelf
de standpunt als de finaneieele Com
missie. Maar daar het gevraagde bedrag
luttel is, kan ik wel met de verleening
daarvan aecoord gaan. Anders zou dit ze
ker niet het geval zijn, want ik vind dat
we waar mogelijk moeten bezuinigen.
VOORZ. Ik neem dus aan dat de finan
eieele Commissie haar rapport intrekt en
oat de gevraagde subsidie tot een bedrag
van f 15.36 kan worden verleend, zulks
onder de voorwaarde dat in den vervolge
een dergelijke subsidie tevoren zal worden
aangevraagd.
3. Schrijven d.d. 14 December 1929
van dhr. Chr. Herbers betreffende het
oekleeden van nevenbetrekkingen door
de gemeente-ambtenaren met rapport der
Salaris-Commissie (Stukken no. 9 en 9 a.)
De Salaris-Commissie deelt in haar
rapport het volgende mede
V*"'»»A/l&r't. Een tweetal leden is van meening, dat
het oekleeden van nevenbetrekkingen aan
nieuw te benoemen ambtenaren dient te
worden verboden, omdat de bezoldigingen
van dien aard zijn, dat zij den betrokken
funttionnaris een behoorlijk bestaan waar
borgen. Zij zijn echter eveneens van mee
ning dat reeds in dienst zijnde ambtenaren,
oie nog bepaalde nevenbetrekkingen be-
kleedcn niet door een zoodanige bepaling
mogen worden getroffen, omdat daardoor
in de vooruitzichten, die deze ambtenaren
op het tijdstip hunner benoeming hadden,
een voor hen nadeclige verandering wordt
gebracht.
Een lid kan het standpunt van evenbe-
aoelüe leden niet doelen, en acht het ver
keerd, 'dat een ambtenaar ook na Zijn be
noeming zijn nevenbetrekkingen nog uit
breidt, door het aannemen van agenturen
van assuranties tegen ongevallen, storm-
sthade en wettelijke aansprakelijkheid te
genover derden, omdat hierdoor een onge
lijke concurrentie mogelijkheid met in
gezetenen die in genoemde betrekkingen
hun bestaan moeten vinden wordt be
vorderd. Dit lid meent dat de Raad zeer
Zeker bevoegd is het bekleeden van na de
benoeming aanvaarde nevenbetrekkingen
te verbieden.
Een ander lid is evenzeer van meening
dat het bekleeden van nevenbetrekkingen
ooor gemeente ambtenaren dient te wor
den verboden, omdat deze onbillijkheden