2 3
O
14
O «J
vent
toch reeds een verlaging zal ondergaan,
doordat de Provincie geen opcenten meer
zaï heffen.
De gemeente kan voorts nog heffen leen
woonforensenbeiasting. De opbrengst van
deze belasting zou evenwel voor dezjs
gemeente van zoo'n luttel ncdrag zijn
dat het de commissie gewensclit voor
komt, het heffen van een zoodanige bo
asting achterwege te laten.
De Commissie vertrouwt door boven
staande uiteenzetting haar standpunt vol
doende te hebben toegelicht en stelt Uwen
Raad voor de diverse belastingverordenin
gen ontworpen in verband met de a.s.
in werking treding van de wet van 15
Juii 1929 te willen vaststellen.
Hierna worden met algemeene stem
men onder "Koninklijke goedkeuring vast
gesteld de volgende belastingverordeningen
a. Verordening betreffende indeeling der
gemeente in de 8ste klasse voor de Per-
soneele Belasting
b. Verordening tot indeeling der ge
meente in de tweede klasse voor de ge
meentefondsbelasting
c. Verordening tot heffing van 20 Op
centen op de hoofdsom der gemeentefonds
belasting en verordening op de invordering
daarvan
d Verordening op de heffing van 50 Op
eenden ip de hoofdsom der vermogens-
be»asting en verordening op de invordering
daarvan
dhr. BASELIER. Ik heb gezien dat vol
gens de voorgestelde verordening iemand
mei een inkomen van f 700 nog belast
wordt. Wat kan nu van f 700 nog betaald
worden. Het Rijk gaat ons zelf voor tot
f 800, en daarom heb ik wel bezwaar
tegen f 700. Ik zou de inkomens tot f 800
vrij willen geven.
dhr. van BERGEN. Het bezwaar van dhr
Baselier laat zich ernstiger aanzien dan
het is. Iemand met een inkomen van f 800
en èen kind is nog vrij, terwijl iemand met
een inkomen van f 700 en geen kinderen
f 1.20 belasting moet betalen. De finan-
eieele Commissie heeft genreend dat dit
bedrag wel voor niemand een bezwaar
zal zijn. Wanneer we de inkomens! tot
f 800 hadden vrij gelaten zouden we de opr
centen op de Gemeentefondsbelasting heb
ben moeten verhoogen. Die opcenten zijn
nu laag en bedragen slechts 20. We zouden
hel op deze wijze eens een jaar kunnen
probeeren om volgend jaar na te gaan
ol de lagere inkomens misschien kunnen
worden vrijgelaten.
dhr. HERBERS. Ik ben het in princiepe
eens met den heer Baselier, maar ik zou