2 6 m 193Q 9 A 7 den samengesteld, waarbij het hetfen van schoolgeld niet uitsluitend afhankelijk zal zijn van den aanslag in de Rijksinkomsten belasting. Zij istelt d aarom den Raad voor de ver ordening op de heffing van het schoolgeld1 in haar geheet te wijzigen en de nieuwe verordening in 1931 voor het eerst van Kracht te doen zijn. Overeenkomstig dit voorstel wordt met ai'gemeene stemmen besloten de finan- cieeie Commissie uit te noodigen een nieu we schoolgeld-verordening te ontwerpen. De VOORZITTER schorst hierna de Openbare vergadering. Na heropening stelt de Voorzitter aan de orde het verzoek van den heer Herberg wat bij den aanvang der vergadering reeds werd ter tafel gebracht, waarin deze het woord wordt verleend. dhr. HERBERS. Ik kan heel kort zijn M. de V. De vergissing die door mij) is gemaakt betreffende het bouwrijp zijn der gronci aan de dokterswoning te Kruis land, vindt zijn oorsprong, dat het raads besluit, genomen in de raadsvergadering van 11 Januari 1928, volgens dat besluit niet is uitgevoerd. Ik 'zal heel verstandig doen hierover niet 'veel te zeggen, het geval ligt ert nu eenmaal. Er moest een bedrag van f 25000 zijn, dat bedrag kwam via Breda—den Bosch tot stand; de eer is gered ten |Koste van de belastingbetalers. De Scherpe uitdrukking die door mij is gebezigd tegen den voorzitter bij de behandeling van het bekleeden van neven betrekkingen door gemeente-ambtenaren kwam hier uit voort, dat niettegenstaande door mij het woord was gevraagd om mijn voorstel nader toe te lidhten zooals dat gebruikelijk is, mij dat niet werd verleend, wel werd mijn voorstel, waar het gros der ingezetenen het resultaat daarvan afwacht te, door den voorzitter als onaannemelijk voorgesteld. Ten alien tijde wjorden de vormen en grenzen id er beleefdheid door mij tegen over het dagelijks bestuur in ac.it ge nomen. Mijnheer de Voorzitter. U bent de vo rige vergadering een beetje boos op mij' geweest, iaat dat nu ook maar zakken, ik zal U de hand weer wel reiken, lei* vait met mij te beraadslagen, te overleg gen en te regelen, maar als het over bezui nigen, misbruiken of ongerechtigheden gaat, ben ik op mijn qui vive eb 'moet piet mijne daar van zeggen, daar is toch niets 9

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1930 | | pagina 33