1 9 DEC. 1930 27 O «-> 2. SCHRIJVEN d.d. 3 DECEMBER 1930 G. No. 80 III AFDEELING VAN |GED STATEN VAN NOORD-BRABANT HOU DENDE AANMERKINGEN OP DE WIJ ZIGING DER LEGESVERORDENING. (Stukken 114.) Dit stuk wordt om advies in handen der Financieele Commissie gesteld. 3. SCHRIJVEN D.D. 26 NOVEMBER 1930 en 3 DECEMBER d.a.v. VAN GED. STATEN BETREFFENDE WIJZIGING DER VERORDENING OP DE HEFFING VAN SCHOOLGELD De financieele Commissie deelt in haar rapport het volgende mede De financieele Commissie werd in han den gesteld een schrijven van Gedepu teerde Staten, betrekkelijk het raadsbesluit van 28 October 1.1. tot wijziging van Idetver ordening op de heffing van het school geld. Naar aanleiding van dit schrijven heeft de commissie Uwen Raad het volgendie1 mede te deelen. Door de commissie van toezicht op het Lager Onderwijs werd aan den Itaad een adres gericht om een nieuwe school geldverordening vast te stellen, waarbij meer rekening zou worden gehouden inet de financieele draagkracht der groots ge zinnen. De commissie deed hierbij uitko men, dat de schoolgeldbedragen in deze gemeente niet hoog genoemd mogen wor den en dat het daarom gewenscht was, dat hel te innen b edrag aan schoolgeld onge veer gelijk zou blijven. De financieele commissie kreeg van den Raad de opdracht in dien zin een veror dening tot helling van het schoolgeld sa men te stellen. Toen de Commissie de opnrengM van hel schoolgeld over verschillende jaren naging kwam zij tot de ontdekking, dat deze bedragen maar even 6 pCt. beliepen van de totaal kosten welke de gemeente jaarlijks uitgeeft voor het Lager Onder- wij'- Bij hel nazien der schoollijstsn stond zij verbaasd over het feit, dat zoo'n groot aantal ouders en verzorgers van school gaande kinderen van de betaling van het schoolgeld waren vrijgesteld. Voor zóó ver dit betreft, zij, die door hun fee ring inkomen en hun maatschappelijke po litie werkelijk niet in staat zijn school geld te betalen, kan de commissie zich flier mede vereenigen. Evenwel vond zij op de schooliijsten talrijke beter gesitueerden én werkelijk welgestelden, die van ae beta ling van deze belasting waren vrijgesteld. Het is de meening van de commissie, (dat

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1930 | | pagina 159