J? 04? 7 2? C~P. 1927 mogen de N. C. B. niet bemoeilijken, contra we moeten hopen dat zij hier nog een flinke industrie zal komen uitoefenen. Een ander tallud is weliswaar een weinig verzakt maar dit wordt ook niet onderhouden. dhr. DE WIT. De handelsvereeniging is niet ongenegen om zoo noodig een beschoeiing te plaatsen. Et komen daar evenwel slechts enkele schepen per jaar, en als nu de eisch ge steld wordt van een kostelijke beschoeiïog dan moet ik daar tegen opkomen, juist omdat van deze losplaats zoo'n gering gebruik zal worden gemaakt. VOORZ. De zorg voor het onderhoud der haven berust bij het Heemraadschap van den Roosendaalschen en Steenbergschen Vliet. Overal waar losplaatsen gemaakt worden schrijft het Heemraadschap voor dat zulks moet gebeuren onder toezicht van den opzich ter van den Roosendaalschen en Steenbergschen Vliet. Ik geloof dat dhr. De Wit het bezwaar eener beschoeiing te hoog aansliat. De heer Baselier heeft zoojuist gezegd dat aan het tallud nooit iets wordt gedaan, maar dit tallud bestaat nog slechts drie jaar. Als hier veel schepen langs komen, dan komt de gemeente voor groote kosten te staan, en dan is het maken van een beschoeiing nog nood zakelijk. dhr. BAZELIER. Daarom moeten we ook juist het heft in handen houden en zoo noodig tijdig ingrijpen. dhr. HERBER8. De heer Bazelier zegt hier wel dat de grond goed is, maar dat is iets dat de deskundige maar moet uitmaken en dit is de opzichter van het Heemraadschap van den Roosendaalschen en Steenbergschen Vliet. Met algemeene stemmen wordt hierna onder goedkeuring van Ged. Staten, overeenkomstig het advies der fioancieele commissie met de aauvulling van B. en W. besloten. 2. Behandeling Gemeenterekening, rekening van het Vleeschkeuringsbe- drijf en rekening van het Burgerlgk Armbestuur. dhr. HERBERS. Ik heb in de rekening ge zien dat bij de heffing van haven- en liggelden van de verordening is afgeweken. Terzijnertijd zal ik B. en W. hierop wijzen. Bij raadsbesluit van 29 Mei 1926 is aan een ambtenaar, die ging trouwen, een vergoe ding voor huishunr toegekend. Die vergoeding is hem evenwel uitbetaald met ingang van 4

Raadsnotulen

Steenbergen: 1920-1996 | 1927 | | pagina 76