11* *F
5 AUG. 1927
i P2
f l tresxoJ^Z, TOor de leden m de kom °P f 2 en voor de
buitenleden op f3 per vergadering. Ik heb in
vo. t>i L ket aohrijven van dhr. Herbers gelezen dat de
raadsleden indertijd zelf een offer hebben
gebracht. De heer Herbers neme mij niet
kwalijk, doch toen in 1921 voorgesteld werd
het presentiegeld voor de raadsleden te brengen
op f 2 per vergadering, was mijnh. Herbers
daartegen. De heer Herbars zon derhalve beter
hebben gedaan met te schrijven »de meerder
heid van den raad# en niet vde raadsleden#. Ik
stel derhalve voor het salaris van den secretaris
te handhaven en het presentiegeld te bepalen
voor de leden nit de kom op f 2 en voor de
overige op f 3 per vergadering.
VOORZ. Wordt het voorstel van den heer
Bazelier onderstennd P
dhr. THEUNI8SE. Ik vind het vervelend
dit voorstel zelf te moeten steunen. Ik ben er
wel voor doch ik wil het als belanghebbende
toch liever niet steunen. Ik heb deze bezuini
ging altijd belachelijk gevonden. Het is hier
mede als met de moderne jonge dames; die
tegenwoordig een paar lappen om het lyf
dragen en zoo rondloopen. D&t is ook geen
bezuiniging.
dhr. v. LOON. Hoe luidt het voorstel der
salariscommissie
VOORZ. Het terugbrengen van het salaris
van den secretaris van f 100 op f 60.
Ik neem aan dat dhr. Theunisse dit voor
stel steunt.
dhr. HERBERS. De heer Bazelier heeft er
met veel omhaal bijgehaald dat indertijd ook
het presentiegeld van de raadsleden omlaag is
gegaan, ten einde mij ondergronds aan te
wrijven dat ik tegen deze verlaging was. Ik
heb destijds mijn stem gemotiveerd. Ik was
bereid het presentiegeld van f 5 op f 2 te
brengen, indien ook de wedde der wethouders
omlaag zou gaan en daartoe was dhr. v. d. Kar
niet bereid. De woorden van dhr. Bazelier laten
me koud; die van dhr. Theunisse zijn even
wel veel gevaarlijker, die wil niet aitwijden.
Theunisse meent dat er wat achter zit.
Zoodra een raadslid het aandurft iets van het
salaris van een ambtenaar af te halen, komt
hij in een slecht blaadje te staan en worden
ham allerlei persoonlijke kwesties verweten.
Bij mij is evenwel niets persoonlijks. Vroeger
waren die bijbaantjes noodig om een ambtenaar
een behoorlijk bestaan te verzekeren, doch nu
die salaritsen aanmerkelijk zijn gestegen, zijn
deze bijbaantjes overbodig. We leven in een
tijd van groote malaise en zoodra de raad een
6